Aan het bestuur van de stichting ‘Het Echte Klokkenluidersfonds’
Voorzitter mr. drs. Gertjan W. van der Brugge
Jacob van Lennepkade 340
1053 NJ Amsterdam
020-6739762
cc. Dezelfde wetenschappers uit mijn brief van 17 september
jl.
Internet
3 oktober 2001
Betreft: Uw brief van 22 september en uw folder voor
een congres op 26 oktober
Geachte mr. Van der Brugge,
Ik dank u vriendelijk voor uw antwoord van 22 september
in reactie op ons gesprek en mijn vertrouwelijke schrijven van 17 september.
Tot mijn spijt begrijp ik uw antwoord niet.
Uw afwijzend standpunt komt me ook definitief over - waar
uw brief geen uitnodiging bevat voor een nader gesprek over aarzelingen
uwerzijds - en ik zal deze dan ook als definitief beschouwen.
Op basis van het voorliggende kan ik slechts oordelen
dat u vooralsnog onvoldoende begrip heeft van de wetenschappelijk ethiek.
Tevens gaat u voorbij aan inzichten uit de econometrie. Op zich verschilt
uw reactie niet van die van zovelen, maar juist van u had ik meer verwacht.
Uw standpunt is niet zonder gevolgen. Ik verwacht dat
uw stichting in de pers enige aandacht zal krijgen. Anderen zullen mij
naar uw stichting verwijzen. Ik zal dan moeten uitleggen dat ik contact
met u heb gehad, en dat dit niets heeft opgeleverd, zoals ook mijn contact
met NWO-ECOZOEK of de KNAW of het NRC-Handelsblad niets heeft opgeleverd.
Menig mens is echter geneigd dergelijke instituten toch enig oordelingsvermogen
toe te kennen, en zo ook uw klokkeluidersfonds dat zich specifiek op dit
terrein begeeft. Dat een contact niets oplevert, zal de situatie zo schaden.
Dit verklaart ook waarom ik deze contacten op het internet documenteer
- zoals ik dan ook deze brief op het internet zal zetten. Eventueel wordt
zo het beeld versterkt van de eenzame zandhapper in de woestijn, maar daar
kan ik dan weinig aan doen want zoiets zou een uiterst onhandige reactie
van de omgeving zijn.
Mocht bij u nog een residu van aarzeling bestaan, dan
kan ik u nog attent maken op:
-
Ik ben uitgenodigd een lezing te geven bij het Forum voor
Europese Cultuur te Amsterdam. Dit zal plaatshebben op vrijdagavond 8 februari
2002 te Felix Meritis. Deze lezing zal lijken op mijn lezing van 18 januari
2001 voor de Rotary in Utrecht maar zal ook meer ingaan op de actualiteit
van de verkiezingen van 2002 - bijvoorbeeld met de data dat Gerrit Zalm
de wetenschap breidelt en dat Ad Melkert geen kamervragen stelt.
-
Vrijdag 19 oktober 2001, van 10-15 uur, organiseert het Samuel
van Houten Genootschap een congres over: "Problemen bij de democratische
besluitvorming in het algemeen en t.a.v. milieu en werkgelegenheid in het
bijzonder: Naar een betere bescherming van de rol van de economische wetenschap"
- Voorzitter professor Lucas Reijnders, inleidingen door mijzelf en Roefie
Hueting, een kritische reactie door professor Jarig van Sinderen (directeur
WRR), en wij zoeken nog naar een andere kritische referent. We zijn te
gast bij de Stichting Natuur en Milieu, Donkerstraat 17, 3511 KB Utrecht,
Tel. 030-2331328, www.snm.nl. Dit is op loopafstand van het Centraal Station,
via Mariaplaats, Zadelstraat en dan 1e straat links. Kosten: Gratis. Omdat
maximaal 30 plaatsen beschikbaar zijn, is aanmelding vooraf gewenst: via
cool@dataweb.nl.
-
Ik mag mijn boek "Voting Theory for Democracy" (VTFD) presenteren
op de onderzoeksdag van het Netwerk Algemene en Kwantitatieve Economie
(NAKE), op 12 oktober gehouden bij De Nederlandsche Bank (DNB) te Amsterdam.
De analyse hierin was het tweede deel van de analyse die in 1990 door de
directie CPB gebreideld werd.
-
Vorige week kreeg ik een uitnodiging op briefpapier van het
CPB voor een workshop:
"Dear Colleague,
After three lively workshops from th network on European
integration, CPB and OCFEB are happy to invite you for a meeting on Thursday
October 25 about the Economic aspects of EU enlargement. The workshop will
take place (…) We look forward to see you again.
Yours sincerely, Ruud de Mooij"
Ik krijg deze uitnodiging na een deelname aan de vorige
workshop, en het lijkt me zinvol om naar deze nieuwe bijeenkomst te gaan.
Maar, als ik zo’n uitnodiging zie, dan vind ik het weer uitermate vreemd
dat ikzelf in 1990 geen bijeenkomst mocht houden om te spreken over mijn
paper en om de reacties van anderen te vernemen.
In de NRC van 1 oktober lees ik dat het officieel is.
Volgens het oordeel van de Wereldbank geldt nu ook, ik citeer de NRC:
"Mogelijk 40,000 kinderen jonger dan vijf jaar zullen
sterven als gevolg van de terreuraanslagen in de Verenigde Staten op 11
september. (…) Er bestaat een heel duidelijk verband tussen teruggang in
economische activiteit en kindersterfte en armoede. (…) We moeten ons bewust
zijn van die ongelijkheid, want het overwinnen van armoede staat gelijk
met het zoeken naar vrede."
Ik voeg kopieën toe van dit NRC-artikel en van het oorspronkelijke
artikel in de International Herald Tribune dat ik kon achterhalen. De Wereldbank
blijkt een model van Lawrence Summers te gebruiken. Zoals beschreven in
het boekje "Werkloosheid en armoede, de oplossing die werkt" is een structuur
mogelijk waarbij armen beschermd blijven voor de economische conjunctuur.
In de huidige situatie bestaat die bescherming niet, en ik ben het dus
eens met de analyse van Summers. Dit inzicht was mij in 1989-1990 reeds
helder, en wellicht begrijpt u nu iets van het belang van de zaak. Dat
een en ander nu in een model staat is nuttig, maar niet essentieel, omdat
een model slechts een hulpmiddel is terwijl de doorslag gegeven wordt door
de kennis van de econometrist en het oordeel van de wetenschapper.
Mogelijk kent u geen gewicht toe aan mijn persoon, maar
wellicht wel aan de Wereldbank. Dat de kwestie van de breidel door de directie
van het CPB maatschappelijke aandacht krijgt, is van het grootste gewicht.
Omdat deze brief op het internet komt te staan, herhaal
ik uit het besprokene:
Voor het wetenschappelijk forum - en destijds deed ik
dat het eerst op het ‘Albeda congres’ in 1990 - presenteer ik de volgende
analyse: De almaar voortdurende werkloosheid (incl. WAO en dergelijke in
Nederland) wordt niet veroorzaakt door een gebrek aan wetenschappelijk
inzicht maar door een verstarring in de voorbereiding van het beleid -
welk probleem een parlement pas goed kan begrijpen door een enquête
te houden naar die werkloosheid en de rol daarbij van die beleidsvoorbereiding.
Waar mijn analyse in diezelfde zomer van 1990 door de directie van het
CPB gebreideld werd, protesteer ik voor het wetenschappelijk forum ook
tegen deze breidel, en adviseer ik het Nederlandse parlement ook aan deze
breidel aandacht te besteden.
Het wetenschappelijk forum reageert vooralsnog ontoereikend:
-
Toen ik de kwestie van het tegenhouden van mijn analyse in
1991 op NWO-ECOZOEK aan de orde stelde, gaf professor Frank den Butter
daarover verkeerde informatie door aan de directie van het CPB, en hielp
zo in feite bij dit onheuse ontslag.
-
Professor André Köbben was tot mijn vreugde bereid
om het aspect van de publicatiegang te bekijken, en hij oordeelde inderdaad
dat de directie beter de indruk had kunnen vermijden rechter in eigen zaak
te zijn geweest. Maar hij nam geen contact op met Den Butter en hij onderzocht
niet de kwestie van het onheuse ontslag, en hij noemt de kwestie ook niet
in zijn boekje "De onwelkome boodschap". Waarom zo beperkt ? Misschien
heeft Köbben het onderzocht en wil hij er niet over wil praten ? Voor
de goede orde: Ik heb groot respect voor professor Köbben, en vind
het slechts frustrerend dat hier geen voortgang is.
-
In 1997 was er een Audit van het CPB door een internationale
groep van wetenschappers, met deelname van professor Frank den Butter als
enige Nederlander. Deze groep heeft mij gehoord, maar de kwestie afgewezen
als niet langer actueel - terwijl de kwestie nog steeds voor de rechter
ligt, terwijl de CPB-directie voor die rechter nog de vreselijkste breidel
pleegt en leugens uitspreekt, en terwijl kinderen sterven en terroristen
steeds vreselijker aanslagen plegen. De Audit looft het CPB ! Nu ben ikzelf
ook zeer te spreken over de kwaliteiten van het CPB, maar deze breidel
moet opgelost worden.
-
Ik heb vorig jaar op 21 juni 2000 een brief geschreven aan
KNAW President professor Rob Reneman, en die reageert niet, ondanks ondersteuning
van mijn schrijven door professor Richard Gill (UU, KNAW). In het blad
Academia van september 2001, erkent Reneman dat de dreiging op een toename
van wetenschappelijk wangedrag reëel is, maar hij zegt ook doodleuk:
"Ik heb er nog niets van gemerkt." Je schrijft dus een brief, je vraagt
om een gesprek, en dan wordt dit beweerd. Eventueel kan Reneman alleen
refereren aan de universiteiten, maar het blijft vreemd.
Waar het wetenschappelijk forum dus faalt ten aanzien van
de breidel van de wetenschap door de Nederlandse overheid, leek het mij
verstandig om ook contact met u te zoeken. Ik hanteer hier enige behoedzaamheid.
Gangbaar heeft een ambtenaar een zwijgplicht, maar omgekeerd heeft een
wetenschapper juist de plicht om van zijn bevindingen melding te maken.
-
Ik verwijs hier ook naar het proefschrift van Mark Bovens,
inmiddels hoogleraar te Utrecht, die spreekt over ‘klokkeluiders’ maar
die aangeeft niet de kwestie van wetenschappers onderzocht te hebben ("Verantwoordelijkheid
en organisatie", Tjeenk Willink 1990).
-
Tevens verwijs ik naar mijn opstel ‘Ben ik een klokkeluider
?’ op het internet en aan de Kamer aangeboden, waarin ik aangeef mij beter
te herkennen in het label ‘gebreideld wetenschapper’.
Inmiddels heeft de overheid een ‘Commissie Integriteit Rijksoverheid’
(CIR) ingesteld per januari 2001. Waar de wet verder geen onderscheid maakt,
zou ik voor de wet een klokkeluider in ruime zin genoemd kunnen worden.
-
Deze CIR zou de aangewezen gesprekspartner zijn, en ik heb
mij in feite ook aan de beschreven procedure gehouden, zoals ik in 1990
éérst plv. secretaris-generaal mr. Jan Willem Weck heb geschreven,
en zijn non-reactie afgewacht, voordat ik mij gedwongen zag externen te
spreken. Helaas werkt deze commissie niet met terugwerkende kracht.
-
De ruime definitie laat onverlet dat ik moeite blijf houden
met de term ‘klokkeluider’, waar het mij er toch om gaat dat een wetenschapper
moet kunnen denken, zeggen en schrijven wat hij of zij verantwoord acht
- terwijl een klokkeluider gangbaar een zwijgplicht heeft (en alleen de
alarmklok van het dorp mag luiden indien er echt een dijkdoorbraak is).
Ik ben er nog niet uit hoe en in welke mate u enige bemoeienis
zoudt kunnen hebben (had kunnen hebben). Waar ik aan dacht was een poging
de lethargie van het wetenschappelijke forum te doorbreken. Waar de directie
van het CPB mijn persoon zwart maakt, de man speelt en niet de bal, zou
een validatie van de degelijkheid van mijn persoon door een externe beoordeling,
bijvoorbeeld door uw fonds, wonderen kunnen doen. Deze gedachtenvorming
houdt nu evenwel op door uw brief van 22 september.
U schrijft mij namelijk:
-
De zaak kwalificeert zich niet rechtstreeks voor steun door
uw fonds.
-
U heeft weinig middelen en moet scherp selecteren t.a.v.
‘de echte klokkeluider’.
-
Op praktisch niveau is er ook de ouderdom van de casus.
Ik vind het jammer dat u op deze wijze tot uw oordeel komt.
Liever had ik gezien dat u uw oordeel in concept formuleerde, en dat we
elkaar weer hadden gesproken. Tot mijn spijt begrijp ik namelijk helemaal
niets van deze afwegingen.
-
Mijn casus is wellicht ‘oud’ maar niet verouderd.
Hij is misschien oud, zoals een kind van 10 oud is, of een grijsaard van
70, maar nog steeds actueel, want de directie breidelt nog steeds. De zaak
ligt bijv. nog steeds voor de rechter (en zou ik daar geen gelijk krijgen
dan is zou dat een dwaling zijn). Ook mijn economische analyse is actueel.
Ik zie nog regelmatig een CPB-publicatie waarvoor mij helder is dat deze
op verkeerde wijze tot stand is gekomen - maar ik heb de kwestie al ten
principale aan de orde gesteld en zie er weinig heil in om dat in afzonderlijke
gevallen steeds weer te doen. Volgend jaar zijn er verkiezingen, en de
politieke partijen discussiëren over allerlei economische kwesties,
maar zij hebben klaarblijkelijk niet door dat veel problemen voortkomen
uit een verkeerde structuur van de beleidsvoorbereiding met daarin klaarblijkelijk
ook breidel. Collega-economen nemen mij niet serieus, en - omdat mijn analyse
deugt - klaarblijkelijk slechts doordat ik door het CPB met leugens ben
ontslagen. En de kinderen sterven nog steeds.
-
Op uw aanstaand congres van 26 oktober zult u veel aandacht
besteden aan de kwestie van het RIVM en dr. Hans de Kwaadsteniet. Ook daar
gaat het om een gebreideld wetenschapper ! Ik heb het nog eens nagevraagd
bij de afd. Voorlichting van het RIVM, en hij had wel degelijk een wetenschappelijke
aanstelling. Dat De Kwaadsteniet een kwestie aan de orde stelde in het
publieke debat was terecht. Het RIVM heeft ook van de kwestie geleerd,
en er is nu een vertrouwenspersoon aangesteld. Tegelijk echter heeft het
RIVM zijn functioneren ter discussie gesteld en ooit zijn ontslag gezocht,
om hen moverende redenen. Waar De Kwaadsteniet zich daar blijkbaar tegen
verzet door dit aan de rechter voor te leggen, is hij in eigen perceptie
een gebreideld wetenschapper.
-
U gaat niet in op de andere aspecten van de wetenschappelijke
ethiek die ik u voorlegde in mijn vertrouwelijk schrijven van 17 september.
Deze zijn helaas vertrouwelijk, en kan ik dus niet noemen in deze brief
welke in kopie op het internet staat.
-
U schrijft ook dat u weinig middelen heeft en scherp moet
selecteren t.a.v. ‘de echte klokkeluider’. In wezen geldt dit natuurlijk
altijd, en dit klinkt zeer redelijk. Maar wij hebben slechts kort met elkaar
gesproken. Indien uw fonds zo armlastig is, is het de vraag of het bestaan
van uw fonds wel zo goed is. Een echte klokkeluider kan zo bedrogen uitkomen.
Buitenstaanders kunnen gaan denken dat uw fonds alles regelt, maar in de
feitelijke uitvoering kan blijken dat er te weinig middelen zijn. Bijvoorbeeld
blijkt u mij nu het keurmerk ‘echte klokkeluider’ te onthouden - terwijl
het op zijn minst beter zou zijn indien we de ruime definitie in het oog
houden. Zoals gezegd: op deze wijze krijg ik weer de extra last om journalisten
uit te leggen wat uw argumenten zijn en dat die argumenten onbegrijpelijk
zijn. Indien u zo weinig middelen heeft, dan is het tamelijk onverantwoord
om zo in de publiciteit te treden.
Tevens betreurt u het dat ik mijn brief van 17 september
in afschrift aan zes anderen heb gezonden, en u meent: "U ontkracht daarmee
het predicaat ‘vertrouwelijk’ dat u aan uw brief geeft." Ook dit begrijp
ik niet. Zes mensen zouden heel wel iets vertrouwelijk kunnen houden. In
het bijzonder betreft het hier zes wetenschappers en heb ik aandacht gevraagd
voor de wetenschappelijke ethiek. Indien anderen deze vertrouwelijkheid
schenden, dan is het beslist niet mijn schuld.
Ik ontkom niet aan de conclusie dat u onvoldoende begrip
heeft van die wetenschappelijke ethiek. Mogelijk is deze reactie van me
voor u moeilijk te verteren, en mogelijk zoudt u ook geneigd kunnen zijn
om deze reactie naast u neer te leggen. Ik kan slechts zeggen dat ethiek
mijn duurzame interesse heeft gehad, en sinds 1990 in sterker mate, en
dat mijn oordeel dus niet overhaast is. In de kwestie rondom de breidel
door de directie van het CPB ben ik helaas ook de enige die alles goed
overziet. Ik respecteer gaarne ieders visie en bijdrage, maar zolang men
het niet overziet, moet ik aandacht vragen voor wat niet gezien wordt.
Dit alles betekent ook, dat ik altijd bereid ben nader
van gedachten te wisselen. Mocht u later nog eens wakker worden met een
aarzeling in het gemoed, dan zou het op uw weg kunnen liggen om nog eens
een nader gesprek met enkele wetenschappers erbij aan te gaan.
Met vriendelijke groet,
Thomas Cool
http://www.dataweb.nl/~cool
|